Luuk van Middelaar is a political theorist and historian. The author of the prizewinning The Passage to Europe (2013), he recently published Le Réveil géopolitique de l’Europe (2022), Pandemonium (2021) and Alarums and Excursions (2019), groundbreaking accounts of the Union’s crisis politics.

Ruttes Europese visie is geen visie

Ruttes Europese visie is geen visie

NRC Handelsblad
March 9th, 2018

We gaan ten oorlog tegen Amerika. Een handelsoorlog weliswaar, dus geen militaire, en zelf noemen we het liever niet zo. Maar de ontketende Donald Trump – verlost van zijn globalistische adviseur Gary Cohn – wil actie en zingt de lof van „trade war”. Een Brusselse woordvoerder reageerde temperend dat de EU als vredesproject en niet als oorlogsproject is gebouwd. Maar bij zulke twijfel geldt het woord van zanger Leonard Cohen: „There is a war between the ones who say there is a war and the ones who say there isn’t.” Als Trump „oorlog” zegt, is het dat.

De vraag is of Europa mentaal voor deze krachtmeting toegerust is. Zijn we bij machte deze ongewisse strijd als eenheid aan te gaan? Wanneer Washington de Duitse auto-industrie met een importheffing treft, vinden we dat dan in Nederland ‘net goed voor Mercedes-Benz’ of voelen ook wij ons geraakt, als ware het een bom op eigen grondgebied? Dat laatste is het. Onze Unie is een handelsblok, dus een aanval op één is een aanval op allen.

Hier stuit een puur pragmatische Europapolitiek op haar grenzen. Neem de langverwachte toespraak waarmee premier Mark Rutte zich vorige vrijdag hartje Berlijn tot de Europese openbaarheid wendde. Een zet waarmee onze premier in de Unie een leidersrol claimt die hem vanwege zijn dienstjaren en het Britse vertrek toevalt. Na grote redes van de Franse president Macron en anderen erkende Rutte, met een woord van Helmut Schmidt: „Wie niet spreekt, wordt niet gehoord.” Een koket citaat, aangezien Rutte zich bij eerdere weigeringen een visie te bieden telkens beriep op Schmidts woorden „Wie last heeft van visies moet naar de oogarts gaan.”

Helaas viel er in de toespraak retorisch weinig te beleven. Eén grapje over het Nederlands voetbalelftal dat het WK 2018 mist, dat was het wel. Ook miste een overkoepelend concept dat een waslijst aan punten bijeenhield. Prima als beleidstoespraak, maar de Europese geschiedenis, onze cultuur, wat er vandaag politiek op het spel staat – dat klonk nimmer door. Dan krijg je emotieloos ambtenarenproza: „Alleen samen kunnen we antwoorden formuleren op mondiale vraagstukken als klimaatverandering, migratie en de toekomst van de wereldhandel.” De prikkeling bewaarde Rutte voor een ferme positionering tegen pretenties van Commissie en Parlement: „Brussel dient de lidstaten, niet andersom.” Moedig was het aanpakken van de in Duitsland heilige formule „ever closer union” als zingevend einddoel en het uitspreken dat de EU niet onvermijdelijk voortraast naar een federale bestemming. Maar dan?

Je kunt tegen een Europese superstaat zijn – ik ben dat met Rutte eens. Maar het volstaat niet te zeggen, zoals Den Haag keer op keer doet: we hoeven geen idealisme, we moeten pragmatisch samenwerken, oplossingen bieden, resultaat leveren. Wie de emotie vergeet, de beleving, laat het veld open aan de extremen – federalistische doordrijvers en nationalistische afbrekers. Ook de Unie van vandaag moet met passie worden verdedigd, zeker door een prominent lid van de Europese Raad als onze premier. Naar zoiets zocht Macron in zijn Sorbonne-rede met de term „Europese soevereiniteit”, daarop hint Merkel – die evenmin een federatie wenst – door te spreken van een „lotsgemeenschap” van „wij Europeanen”. Rutte waagde zich er niet aan en bracht in Berlijn een boodschap namens zeventien miljoen Nederlanders.

Of het vanwege de slag om staal en auto’s met Trumps Amerika is of toekomstige spanningen met Xi’s China, de roerige jaren in het verschiet zullen we ook in Nederland niet ongeschonden doorstaan zonder een minimaal Europees „wij” dat gezamenlijk optreden schraagt.