Luuk van Middelaar is a political theorist and historian. The author of the prizewinning The Passage to Europe (2013), he recently published Le Réveil géopolitique de l’Europe (2022), Pandemonium (2021) and Alarums and Excursions (2019), groundbreaking accounts of the Union’s crisis politics.

Over de Ierse kwestie buigen we ons later

NRC Handelsblad
October 12th, 2018

Komende week hervatten de Britse premier Theresa May en haar 27 EU-collega’s hun dovemansgesprek. Het rancuneuze treffen vorige maand in Salzburg voedde het wantrouwen. De kans op een no deal neemt toe. De Britse regering bereidt de bevolking al voor op de potentiële chaos na Brexit-datum 29 maart 2019: haperende medicijninvoer, een gesloten luchtruim, rottende tomaten in Hoek van Holland, een kelderend pond.

Hoe kan dit, terwijl volgens diplomaten 90 procent van de scheidingsregeling rond is? Omdat één obstakel weigert te verdwijnen: de grens tussen Ierland en Noord-Ierland. Een vijfhonderd kilometer lange lijn op de kaart, getrokken toen het katholieke Ierland na eeuwen Brits-koloniale overheersing in 1922 een onafhankelijke republiek werd en het overwegend protestante noorden van het Ierse eiland Brits bleef. Op deze grens komen alle spanningen samen: recht, politiek, geschiedenis.

Moet die grens onzichtbaar blijven, als praktische en symbolische waarborg voor het Noord-Ierse vredesakkoord dat in 1998 decennia bloedig conflict in Belfast beëindigde? Of moet die grens zichtbaar worden, omdat Noord-Ierland – vanwege de keuze voor een harde Brexit die May najaar 2016 maakte – de Europese interne markt en douane-unie verlaat, terwijl EU-lid Ierland erin blijft? Maar hoe kan een grens tegelijk zichtbaar en onzichtbaar zijn?

Op deze puzzel vond de doorgaans zo creatieve EU-machinerie geen goed antwoord. Terwijl ze uitblinkt in het omvormen van politieke conflicten in technische problemen, loopt depolitisering op de grens vast: deze is puur politiek. Geen toeval dat grensruzies tussen landen moeten worden aangepakt voor toetreding tot de EU. Daarna is het te laat. Zo ging het recent tussen Slovenië en Kroatië, maar ook al in 1951 tussen Frankrijk en West-Duitsland (inzake Saarland). Bij Brexit, de eerste uittreding, doemt omgekeerd een grensprobleem op, met een harde botsing.

Handel zonder frictie

Toch gokten beide partijen op de techniek. Eind 2017 sprak men af dat de goederenhandel tussen de Ierse Republiek en Noord-Ierland „zonder frictie” moet verlopen; er mocht geen „harde grens” ontstaan die het vredesproces in gevaar brengt. Voor Ierland, gesteund door de hele EU, een vitaal punt. Niemand wist hoe dit moest, maar technologische vooruitgang zou uitkomst bieden. Denk aan barcodes en scans in havens en op vliegvelden. Men gaf zichzelf tot 1 januari 2021: niet de Brexit-datum, maar het slot van de voorziene overgangsfase van een kleine twee jaar. Bij uitblijven van een technische doorbraak zou als ‘achtervang’ (backstop) automatisch een regeling ingaan om de harde grens te voorkomen.

Op de plannen voor zo’n backstop staan nu alle schijnwerpers. Namens de 27 EU-landen deed de Europese Commissie een voorstel waarmee in Ierland en Noord-Ierland hetzelfde douaneregime zou gelden, maar met als prijs een douanegrens in de Ierse Zee, die dus het Verenigd Koninkrijk zelf doorsnijdt: Noord-Ierland aan de ene, Schotland, Wales en Engeland aan de andere kant. Londen repliceerde deze zomer met het ‘Chequers-voorstel’ voor „tijdelijke douane-arrangementen” tussen de EU en het VK als geheel. Dat vond de EU niet geloofwaardig, hoewel kritiek op verzoek van 10 Downing Street wekenlang werd ingeslikt – tot de EU-leiders het May in Salzburg in haar gezicht zeiden.

In haar congrestoespraak in Birmingham vorige week herhaalde May dat ze de referendumuitslag zal honoreren én zal weigeren Noord-Ierland in een EU-douaneregeling te laten: „Nooit zullen wij ons land opbreken.” Groot applaus. Voor het publiek is de eenheid van de staat van een onloochenbare eenvoud. Het is moeilijk voorstelbaar dat een Britse regering een interne douanegrens zal toestaan. Trouwens, een Franse of Spaanse regering evenmin. Douane raakt de kern van het staatsgezag. Barcodes en infraroodscans spelen dat niet weg. (Mays hardheid hierover is dus niet enkel te wijten aan haar lastige Noord-Ierse coalitiepartner de DUP.)

May’s concessie?

Dit weekeinde sleutelen onderhandelaars verder. May deed donderdag een concessie: ze zou niet langer vasthouden aan een harde einddatum voor de ‘tijdelijke arrangementen’. Maar enkele kabinetsleden vrezen dat hun land zo nooit echt los zal komen van de EU. De EU op haar beurt wil vooral een extra vangnet, specifiek voor Noord-Ierland, voor het geval de douane-onderhandelingen stuklopen. En dat betekent in laatste instantie toch de gewraakte controles tussen Noord-Ierland en de rest van het VK.

Zo blijft de puzzel staan: de grens kan niet zichtbaar én onzichtbaar zijn. Misschien trekt een juridische slimmigheid de zaak nu nog vlot. Maar rookgordijnen kunnen ook als provocatie werken op het achterdochtige Britse publiek.

Wat nu? De EU-zijde gelooft kennelijk dat de Britten zullen inbinden zodra de afgrond in zicht is. Zij hebben meer te verliezen dan wij. Een no deal treft de Britse economie hard; terwijl de Britse export voor ruim 40 procent naar de ‘EU27’ gaat, is het omgekeerd 8 procent. Dit maakt Londen de zwakkere partij. Maar gokken dat Londen bluft, is overmoed en onderschat de nationalistische krachten die tot Brexit leidden.

De Europese zijde staat ferm in haar eigen gelijk. Je kunt niet zonder contributie te betalen je clubvoordelen uitkiezen. Je kunt niet én het Noord-Ierse vredesproces willen waarborgen én volhouden dat je uit de interne markt en de douane-unie zult stappen. Ruim twee jaar na het Britse referendum zit de frustratie bij de 27 over de Brexit-leugens nog diep; in Salzburg gaf president Macron er de vrije loop aan. Niemand heeft zin de Britten te belonen voor een daad die de Unie in het hart treft. Het humeur staat meer naar straffen, een voorbeeld stellen om nieuwe exits te voorkomen.

Armzalige schop vooruit

Wanneer politieke logica’s botsen en voor beide partijen hun grondvesten op het spel staan, is geen inhoudelijk compromis mogelijk. Toch is er een uitweg: de tijd. Schuif het Ierse probleem naar voren. Heel voorzichtig gaat het die kant op.

Over uitstel wordt vaak schamper gedaan. „Kicking the can down the road”, zegt het Engels, de zaak een armzalige schop vooruit geven. Zeker, soms is uitstel wegkijken. Maar soms helpt tijd nemen om de gemoederen te bedaren, nieuwe feiten in de oplossing te betrekken. Laveren tussen verkiezingscycli, parlementaire procedures, economische schommelingen en internationale gebeurtenissen; de verrassingen die de toekomst brengt benutten: het is het hart van het politieke métier. Greep krijgen op de tijd als kunst.

Hoe in dit geval uitstel te bewerkstelligen? Niet door de Brexit-datum van 29 maart 2019 naar voren te schuiven. Dat zou weliswaar kunnen, maar helpt niet. Vernuftiger is, zoals een Britse oud-diplomaat in het blad Prospect opperde, de Ierse kwestie, en alleen die, over 29 maart heen te tillen. De dag erna staat het Verenigd Koninkrijk formeel buiten. De nachtmerrie van de Brexiteers, dat het er nooit van komt, is dan voorbij. Dit alleen al verbetert de toestand. Alle partijen moeten zich in de vertrekregeling committeren aan het vinden van een definitieve oplossing tijdens de overgangsfase, dus voor 1 januari 2021, met als resultaatverplichting: geen harde grens. Dit zal nog veel voeten in de aarde hebben. Maar zo kan de botsing worden vermeden zonder al te groot gezichtsverlies nu. Dit is in ieders belang. Het zou een mirakel zijn als men deze week al tot dit inzicht komt, zonder voorafgaande grote crisis.