Luuk van Middelaar is the founding Director of Brussels Institute for Geopolitics. Political theorist, historian, and author of the prizewinning The Passage to Europe (2013), he recently published Le Réveil géopolitique de l’Europe (2022), Pandemonium (2021) and Alarums and Excursions (2019), groundbreaking accounts of the Union’s crisis politics.

Erdogan tart de Europese grens, roep hem een halt toe

NRC Handelsblad
October 14th, 2020

Als mensen jarenlang in het huis naast je wonen besef je soms niet hoe ze stilaan veranderen. Tot het plots niet meer gaat. Dan klinkt wat vroeger gezellig was ineens als hels kabaal, ziet het vrijmoedige gebaar eruit als onbeschaamd en grijpgraag. Zo’n moment beleven we met Turkije, een grote buur. Gaat niet meer. En dat is ook ons probleem.

Toen Recep Tayyip Erdogan in 2002 in Ankara aan de macht kwam, was hij een modelbuurman: zijn AKP-partij werd gezien als moslimzuster van de West-Europese christen-democratie; de krijgsmacht loyaal NAVO-bondgenoot in de strijd tegen het 9/11-terrorisme; de economie hervormd volgens EU-spoorboekjes. De buurman wil op ons lijken, mooi. Erdogan temde de macht van de generaals, schafte op verzoek de doodstraf af (2004) en moest enkel nog wat journalisten vrijlaten, en dan waren we er.

Achttien jaar later toont dezelfde buur een ander karakter. Twee actuele kwesties trekken de aandacht. Ten eerste stuurt Turkije deze week opnieuw een schip de Griekse wateren in om naar olie en gas te speuren – een provocatie nadat bondskanselier Merkel afgelopen zomer wapengekletter ternauwernood wist te voorkomen.

Ten tweede mengt Turkije zich in het recent opgelaaide conflict op de Kaukasus tussen Azerbeidzjan en Armenië: de Azeri-zijde is bewapend met Turkse drones (een hoogwaardig exportproduct) en versterkt met Syrische huursoldaten (geworven via de Turkse connectie). Hoewel de Azerische sterke man Aliyev meer weg heeft van een rijke, seculiere oliedictator à la Saddam Hoessein dan van een vrome moslim, riep Erdogan op tot steun voor de taalverwante broeders in hun „heilige oorlog”.

Wat gebeurde er tussen 2002 en 2020? Over de tussenstappen valt lang na te praten. De neergeslagen burgerprotesten bij het Gezi-park in Istanbul (2013). De mislukte coup van 2016, gevolgd door een heksenjacht op de gülenisten en een machtsgreep per referendum. De middelvinger naar de NAVO, met de aankoop van een Russisch antiraketsysteem (2017). De aanval op de Koerden in Syrië en inmenging in de Libische burgeroorlog (2019). De omvorming van de Hagia Sofia tot de fiere moskee van weleer (2020).

Het patroon is helder: Turkije ontpopt zich tot zelfbewuste machtsspeler en regionale grootmacht. ‘Neo-Ottomaans’, heet dit wel, want de nieuwe sultan kijkt reikhalzend naar het leiderschap van de soennitische moslimwereld. Maar president Erdogan is evengoed de erfgenaam van Atatürk, de vader van de moderne Turkse staat, en trots op zijn G20-lidmaatschap. Kortom: alle middelen zijn goed en geoorloofd, zolang Turkije er maar machtiger van wordt.

Macht is relatief en dus krijg je er ook meer van door tegenstanders te verzwakken. Vijf jaar geleden chanteerde Erdogan ons in de EU voor het eerst: in een vastlopende onderhandeling dreigde hij tienduizenden Syrische vluchtelingen per bus naar Bulgarije en Griekenland te sturen. Tegen verblufte EU-voorzitters Tusk en Juncker: „Ja, want wat gaan jullie zonder deal met die vluchtelingen doen? Doodschieten?” Enkele maanden later kwam de befaamde EU-Turkije deal tot stand (waarin het land in ruil voor zes miljard euro onze grenswacht werd).

In februari van dit jaar voerde Erdogan het dreigement van chaos alsnog uit. Hij transporteerde honderden migranten naar de Griekse grens, om dat land en de EU te destabiliseren. Een trio EU-leiders spoedde zich in gezelschap van de Griekse premier naar de grens. We stonden pal.

Zo erkenden Nederland, Duitsland en Frankrijk vanaf 2015 voor het eerst dat de fysieke grens tussen Turkije en Griekenland ook onze grens is. De verantwoordelijkheid ervoor, in gedeelde zorg om asielzoekers of voor grensbewaking, moet nog gestalte krijgen, maar het principe staat.

Nu Erdogan een tandje bijsteekt op de geweldsladder is hetzelfde besef nodig. Territoriale provocaties jegens lidstaten Griekenland en Cyprus schenden onze buitengrens. Daarom valt de EU niet de rol van bemiddelaar toe, die Angela Merkel opneemt. De EU is immers partij in deze zaak. Je vraagt ook niet aan Washington om te bemiddelen tussen Texas en Mexico.

Frankrijk speelt een andere rol en wil er liefst meteen op af; Macron stuurde deze zomer een marineschip en liet zich bijna provoceren. Natuurlijk vraagt de omgang met Erdogans Turkije om een diplomatiek gesprek, maar de Franse president begrijpt dat het ook een kwestie is van macht en tegenmacht.