Catalexit zal Brexit doen verbleken
November 4th, 2017
En zo stond Carles Puigdemont ineens op de stoep in Brussel. Op de vlucht voor de Spaanse justitie die hem wil vervolgen wegens „rebellie en opruiing” na de Catalaanse stemming vóór onafhankelijkheid van 27 oktober. Op een licht chaotische persconferentie zei Puigdemont dinsdag dat hij in „Brussel als Europese hoofdstad” was, om de Catalaanse zaak te bepleiten. De Europese Unie houdt zich liever afzijdig, maar kan er intussen niet meer omheen. De Catalaanse crisis is een Europese crisis.
Alleen al de komst van de Catalaanse president toont hoe de situatie doorwerkt in de rest van Europa, te beginnen in België. Staatssecretaris Theo Francken van de nationalistische Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) moedigde afgelopen zondag de Catalanen bijna aan om asiel aan te vragen. België was in rep en roer toen Puigdemont een dag later met enkele getrouwen – per auto naar Marseille, vandaar gevlogen – op vliegveld Brussel bleek geland. Dat was niet de bedoeling! Het droge commentaar van federaal vicepremier Kris Peeters van de Vlaamse christen-democraten (CD&V): „Wie de onafhankelijkheid uitroept, blijft beter bij zijn volk.”
Maar N-VA-leider Bart De Wever zei: „Puigdemont is een vriend en vrienden zijn welkom.” Betrokkene zelf beweerde geen asiel te willen aanvragen, maar naar Brussel te zijn gekomen om „in veiligheid” te werken. Inmiddels heeft Spanje een Europees arrestatiebevel jegens hem uitgevaardigd – en zit België tegen een regeringscrisis aan.
Met de onafhankelijkheidsverklaring stak Catalonië de Rubicon over: zelf Staat worden. Elke regionale beweging kampt met de vraag of ze strijdt voor meer zeggenschap binnen de bestaande orde, of voor zelfstandigheid. Telt de richting (‘autonomie’, ‘extra bevoegdheden’, ‘federalisering’) of alleen het einddoel? De Catalaanse beweging is hierover intern verdeeld, net als de Vlaamse. Voor de sprong in het diepe deinsden en deinzen velen terug. Omgekeerd werkte het centraal gezag in Madrid radicalisering in de hand door het gesprek over autonomie lam te leggen. De Belgen doen dit onderling beter: blijven praten en onbeantwoordbare vragen vooruitschuiven.
In het spiegelpaleis van het Europese separatisme kijkt iedereen naar elkaar. Behalve de Vlaamse en Catalaanse zijn er de Schotse nationalisten: zij mochten van het centrale gezag wél een referendum over onafhankelijkheid organiseren (dat ze in 2014 verloren). Jordi Pujol, een eerdere Catalaanse leider, zag in het uiteenvallen van de multinationale Sovjet-Unie en Joegoslavië een voorbeeld voor Spanje. Als Slovenië (twee miljoen mensen) of Estland (een miljoen) zelfstandige staten konden worden, waarom Catalonië met zeven miljoen dan niet?
De jonge journalist Carles Puigdemont ging in de zomer van 1991 zelf in Slovenië kijken en zag: referendum, opschorting, een ingreep van het centraal gezag, onafhankelijkheid, gevolgd door internationale erkenning. Maar – zoals Balkankenner Jacques Rupnik in Le Monde schreef – deze analogie mist de kern. Slovenië ontkwam als enige Joegoslavische republiek aan de bloedige burgeroorlogen (130.000 doden), omdat het geen Servische minderheid had. Met Kroatië en Bosnië liep het slechter af. Bovendien is Spanje een functionerende democratie, geen ex-communistische verzameling republieken in transitie, zoals Joegoslavië destijds. Mariano Rajoy is geen Slobodan Milosevic.
Vandaag is het omgekeerd: de Catalaanse zaak resoneert op de Balkan en inspireert teleurgestelde nationalisten. In de autonome Servische regio Vojvodina verschenen Catalaanse vlaggen en graffiti met „Vojvodina=Catalonië”; hetzelfde in Bosnië onder Kroatische Bosniërs die aansluiting bij Kroatië zoeken. Onthutsende scènes, indruisend tegen ons zelfbeeld. Nationalistische passie in een EU-lidstaat die identiteitspolitiek op de Balkan aanwakkert. Dit te vermijden was nu net de bestaansgrond van de Unie.
De EU zendt dubbelzinnige signalen uit. Vroeger tamboereerde Brussel op een „Europa van de regio’s”, dit geluid verstilde. De Unie herkent zichzelf vandaag als een statenverbond; ook daarom kiest de politieke leiding in deze crisis voor Madrid. Toch voedt de EU ongewild regionale afscheidingsbewegingen, alleen al door de veilige inbedding die ze biedt. Wie de eigen staat verlaat, belandt niet in de geopolitieke jungle maar kan lid worden van de Europese club; daarvan zijn althans veel Catalanen en Vlamingen overtuigd. Wanneer leiders of experts erop wijzen dat een vertrek uit je land ook een vertrek uit de Unie betekent, met alle sores van dien, oogsten ze ongeloof en verontwaardiging. Vandaar het ongemakkelijk zwijgen van Brussel.
Formeel hebben de EU-instellingen alle reden zich buiten de Spaanse crisis te houden. De binnenlandse constitutionele orde is een zaak van elke lidstaat zelf. Ongevraagde bemiddeling betekent partij kiezen. Als de Friezen voor zichzelf wilden beginnen en Jean-Claude Juncker hen vanuit Brussel kwam helpen, zou de rest van Nederland ook te klein zijn.
De Commissie kan pas optreden als de rechtsstaat in het geding is en grondrechten van burgers worden geschonden; ze oordeelde dat dit in Spanje (nog) niet het geval is. Madrid leerde bovendien de les van het te harde politieoptreden op referendumdag 1 oktober. Door de tv-beelden veranderden de Catalanen in slachtoffers die onze steun en sympathie verdienen. Zichtbaar geweld gaat Rajoy sindsdien uit de weg en bleek niet nodig bij het „herstel van de orde” in Catalonië op grond van artikel 155, waarmee Madrid het regionale zelfbestuur ophief.
Maar met de gevangenneming deze donderdag van acht Catalaanse ministers zal de druk op Brussel opnieuw toenemen om te interveniëren – „politieke gevangenen!”.
Maar er is nóg een reden waardoor de Europese Unie politiek en intellectueel met de mond vol tanden staat. Het Brusselse mechaniek is ingericht op depolitisering, het ingenieus vertalen van politieke strijd in oplosbare technische, juridische en economische problemen. Consumentenbescherming. Geluidsnormen. Inflatiebestrijding.
De recente crisisjaren brachten echter de terugkeer van grote politieke vraagstukken, van oude woorden: macht, regeringsgezag, grens, soevereiniteit. De Europese metamorfose om daarmee om te gaan – en die onder druk van de gebeurtenissen tot stand komt – is al ingewikkeld genoeg. Denkgewoonten zijn taai. Vandaar, zoals ook Financial Times-columnist Gideon Rachman deze week opmerkte, dat de Brussels-Berlijns-Parijse beleidselite het genoeglijker vindt te brainstormen over eurozonehervorming onder Macron en Merkel, dan over regionaal separatisme of het Midden-Europese verzet tegen vluchtelingenquota te duiden.
Maar nu komt daar nog iets bij. Bij al die grote besluiten wil het publiek meepraten; het wil weten uit naam van wie deze worden genomen. Dan stuit datzelfde publiek onherroepelijk op de vraag naar de eigen politieke identiteit, de constituerende macht op grond waarvan ze worden genomen.
Een staat rust niet op grondwet en leger alleen. Tevens moet een grote meerderheid van de bevolking op een grondgebied het centraal gezag erkennen als ‘van ons’. En dat is geen juridische of militaire kwestie, maar een politieke. Staten zijn geen natuurverschijnselen; het zijn, in termen van de Amerikaanse filosoof John Searle, geen „brute feiten” (zoals het zonnestelsel) maar „sociale feiten” (zoals geld of huwelijken): ze bestaan omdat wij aanvaarden dat ze bestaan.
Wat draagt een politieke orde? Niets meer en niets minder dan: dat wij deze erkennen. Ze hebben, kun je daarom zeggen, geen ‘bodem’.
Er wordt van alles aan gedaan om die ‘bodemloosheid’ te verhullen. Vlaggen, verhalen, volksliederen; symbolen en geschiedenis, narratives en framing worden ingezet in een permanente slag om het ‘wij’, om de hearts and minds. Natuurlijk doen sommige verhalen een geloofwaardiger beroep op oud leed of een gezamenlijke toekomst dan andere. Zo put het Catalaanse verzet energie uit de herinnering aan de Franco-dictatuur, ook al is Rajoy geen nieuwe Generalissimo. Maar verhalen – in de nobele zin van het woord – blijven het.
Deze bodemloosheid van elke politieke orde geeft ons een duizelig gevoel. En dan begint het fantaseren dat het allemaal best heel anders kan. Inderdaad. Waarom niet Europa opbreken in regio’s? (De nuchtere Bert Wagendorp in de Volkskrant.) Waarom niet meer macht aan de grote steden? (Barcelona schreef Amsterdam en andere zustersteden aan.) Waarom niet „de Europese Republiek” (de Duitse historica en filosofe Ulrike Guérot in haar recente boek). Als het provinciale Engeland uit de EU stapt, kan het kosmopolitische Londen dan niet blijven (Janan Ganesh in de Financial Times)?
Tja, waarom niet? Als de vanzelfsprekendheid wegvalt, kan alles schuiven. Dit gevoel van ‘Waarom niet?’ stut de internationale sympathie voor de Catalaanse zaak: met welk recht is Madrid zo hautain en vergeet het dat Spanje ook maar een historische toevalligheid is?
Toch is het spelen met vuur. Nationale staten, zo luidt het argument in bedachtzamere vorm, hebben hun beste tijd gehad. Het worden steeds legere vehikels tussen enerzijds Europa en de wereld, anderzijds de stad of regio, die bescheidenheid past. Maar dit is maar zeer ten dele juist. Er blijven talloze taken over, waaronder die van orde en veiligheid, die bij versnippering tot machteloosheid en tevens onaanvaardbare sociale ongelijkheid leiden. De solidariteit die onze pensioenstelsels en onze gezondheidszorg– dus het hele Europese sociale model – overeind houdt, is nog steeds op nationale leest geschoeid. Die berg taken wordt niet één, twee, drie door ‘Europa’ overgenomen en al helemaal niet door kleinschalige en soms armlastige regio’s zelf.
Waarom zou Catalonië zich binnen Europees verband opeens wél solidair willen verklaren met het berooide Andalusië of Extremadura? En als het dat al niet wil binnen Spaans verband waarbinnen het al drie eeuwen leeft, waarom dan straks wel met worstelende regio’s zoals het Italiaanse Puglia of, pak hem beet, Noordoost-Groningen?
Wie uit een staat stapt om een nieuwe op te richten ruilt de ene bodemloosheid in voor de andere. Dat is tot daaraan toe, maar de overgang is ontwrichtend. Je komt niet pijnloos van de ene in de andere situatie; geweld ligt op de loer. Als alle Catalanen (of vooruit: de overgrote meerderheid) uit Spanje weg willen, en de rest van Spanje vindt het best, waarom niet? Maar wat als de rest van Spanje het niet best vindt? De eenheid van de Spaanse staat rust ten laatste op de constituerende macht van het hele Spaanse volk, Catalanen incluis.
Tegenover de ene geslaagde opdeling van Tsjecho-Slowakije – in 1993 maakte het koppelteken plaats voor twee landen – staan talloze burgeroorlogen. Catalonië is door meer dan een koppelteken met Spanje verbonden, de helft van de inwoners wil blijven; het zou een vertrek uit de Europese Unie, uit de euro, uit Schengen betekenen – een operatie waarbij de Brexit (legitiem vertrek van een soevereine staat uit een statenverband) verbleekt.
Een oplossing, als die nog denkbaar is, ligt in de heropening van een gesprek over meer regionale autonomie. Een gesprek over grondwetsherziening, het gebruik van constituerende macht binnen het kader van de ene staat.
Als Mariano Rajoy verstandiger was, dan zou hij op 21 december niet verkiezingen enkel in Catalonië organiseren, maar in héél Spanje. Zo geeft hij het woord aan de echte soeverein.