Brussel, wen maar snel aan de oorlogseconomie
April 16th, 2020
Europa in lockdown: alle landen vorige maand op eigen houtje op slot en vanaf nu tegelijk weer open? Zo simpel is het niet en hoeft het niet. Deze week presenteerden beide EU-voorzitters Ursula von der Leyen (Commissie) en Charles Michel (Europese Raad) een routekaart voor een afbouw van de quarantaines, met criteria, principes en aanbevelingen. De neiging allen in hetzelfde keurslijf te persen kon gelukkig ternauwernood worden bedwongen.
Covid-19 beproeft alle EU-landen op eigen wijze – naar gelang virusverspreiding, demografie, bevolkingsdichtheid, zorgstelsel en economie. Dus zou synchroniciteit van maatregelen in Europa eerder een teken van domheid zijn. Niemand beweerde dat China uiteenviel toen Wuhan langer dicht bleef dan Shanghai. Zelfs in de VS, waar het centraal gezag stukken sterker is dan in de EU, wensen gouverneurs van individuele staten zich de lockdownwet niet vanuit Washington te laten voorschrijven. Tegelijk moeten maatregelen in het ene EU-land die in een ander niet schaden – dat is alleen al een kwestie van goed nabuurschap.
De Commissie moet in deze crisis haar rol nog vinden. Blijkens een gelekte kladversie bevatte de exitstrategie aanvankelijk meer sporen van bureaucratisch autisme dan het finale document. Volksgezondheid is een nationale bevoegdheid, dus is elke regering zelf verantwoordelijk voor de aanpak van de acute crisis.
Al vroeg versoepelde de Commissie bepaalde regels, zoals voor staatssteun aan noodlijdende bedrijven, openbare schuld en grenssluitingen. Ze handelde niet zelf, maar liep nationale overheden tenminste niet in de weg. Een adequate reflex. Vervolgens kwam de klacht van getroffen bevolkingen, Italië voorop, dat ‘Europa’ onzichtbaar was. Deels terecht. Toch kon niemand verwachten dat Von der Leyen bedden of mondkapjes uit haar Brusselse kelders tevoorschijn zou toveren. Wat wel? De vitale rol van de EU-instellingen in deze crisis zit in de coördinatie van ieders inspanningen. Het vraagt om de juiste mix van dienstbaarheid en daadkracht, zoals een succes en een pijnlijke mislukking tonen.
Wat prima lukt is repatriëring van wereldwijd gestrande EU-burgers. Ook Nederland deed mee: als we landgenoten uit Australië halen, kunnen best wat Italianen of Slovenen mee. Daarvoor heb je geen EU-vliegtuigen nodig, wel informatiedeling plus enig geld en goede wil. Dankzij vereende diplomatieke en logistieke inspanning is het aantal gestrande Europeanen met viervijfde gedaald tot onder 100.000.
Wat daarentegen ernstig mislukt is de gezamenlijke aanschaf van mondkapjes en ander beschermingsmateriaal en tests. Een trieste chaos van tekorten en verwarring, met zeker tientallen slachtoffers onder artsen en verplegers in tenminste Italië, Frankrijk en Spanje tot gevolg.
En dat juist voor een taak die de Commissie goed ligt en die de regeringsleiders haar in hun laatste videotop nadrukkelijk opdroegen. Het exitdocument moffelt dit onderwerp deels weg in een voetnoot, sputtert dat aanschaf van medische apparatuur „meerdere maanden” kan duren en lijkt – in een onleesbare passage – vooral bezorgd om het schenden van regels voor openbare aanbestedingen.
Onbegrijpelijk en onaanvaardbaar. Die producten zijn nu nodig, niet over acht weken of zes maanden. Er is geen markt voor mondkapjes of testkits meer waar je iets zou kunnen ‘aanbesteden’. Nu gelden de wetten van een oorlogseconomie, niet van de markteconomie – zoals Trump allang aanvoelde. Nood breekt wet, te meer daar het EU-verdrag voorziet in economische uitzonderingen in geval van „ernstige moeilijkheden”.
Op dit front moet snel politieke bijsturing komen.