Luuk van Middelaar is a political theorist and historian. The author of the prizewinning The Passage to Europe (2013), he recently published Le Réveil géopolitique de l’Europe (2022), Pandemonium (2021) and Alarums and Excursions (2019), groundbreaking accounts of the Union’s crisis politics.

Brussel, de roman

NRC Handelsblad
March 30th, 2018

Zou het niet geweldig zijn als er een West Wing voor de EU was? Een politieke fictie die de kijker het verhaal intrekt en zo zicht geeft op het spel achter de schermen – de verhouding tussen pers en politiek als in het Deense Borgen, de machtsintriges à la House of Cards. Zend het uit in meerdere landen tegelijk en je bereikt wellicht meer voor de Europese openbaarheid, voor het besef dat we van Nederland tot Zweden en Polen of Malta één politieke sfeer delen, dan amechtige institutionele communicatie ooit kan.

Zelf heb ik de afgelopen jaren driemaal enthousiaste, serieuze mensen met zo’n plan op bezoek gehad: scenaristen, producers, literaire journalisten, sommigen al in een ver stadium. Toch zijn de projecten alle gestrand, meest op financiering en scenarioproblemen (hoe verbeeld je de non-stop mengelmoes van talen binnen en tussen Brusselse bureaus en hoofdsteden?). Frappant is dat deze drie initiatieven alle Frans waren. De Fransen hebben een sterk gevoel voor het belang van verbeelding, symboliek, verhaal. Hun eigen geschiedenis wordt graag verteld als de roman de la nation met hoofdpersoon La France, drager van een lotsbestemming door de tijd. Zo zijn ook veel ideeën voor Europese symboliek – van vlag en volkslied tot nadenken over gezamenlijke identiteit – vanuit Parijs aangejaagd. Geen staatsraison zonder roman van de natie.

Toch komt nu de eerste grote roman die de EU de literatuur binnenhaalt uit het Duitse taalgebied. Vorig jaar behaalde de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse in Duitsland groot succes met Die Hauptstad, deze maand in uitstekend Nederlands verschenen, bij De Arbeiderspers. De hoofdstad is een onderhoudende vertelling, vol literair spel en geestige scènes, over verwikkelingen in de Europese Commissie en een moordzaak in de Brusselse binnenstad.

De auteur voert ontroerende hoofdpersonen op, met hun familiegeschiedenissen en eigenaardigheden, van een ambitieuze Cypriotische ambtenaar (zij wil hogerop maar zit vast op het minne departement Cultuur) tot een Belgische politiecommissaris, een dementerende Auschwitz-overlevende en de Oostenrijkse economieprofessor Alois Erhart. Een door de stad rennend varken verbindt locaties en werkt als absurdistische noot, hommage aan Brussel als hoofdstad van het surrealisme.

De lichtheid van de zedenroman compenseert een zekere somberte van het toneel, met tal van scènes op begraafplaatsen en in zieken- en bejaardenhuizen. Versomberend werken ook de vele verwijzingen naar Auschwitz, in de roman de grondslag van de Europese integratie. Maar is het ernst of ironie als Menasses alter ego, de Oostenrijkse professor Erhart, in een Brusselse denktank oproept om op Auschwitzgrond een nieuwe EU-hoofdstad te bouwen?

Uit deze tragikomedie vol falen blijkt niet hoezeer Menasse in eerder werk de lof van de Europese Commissie zong. In het essay De Europese koerier (2012) weet hij alle crises in de EU aan egoïstische regeringen die zich in de Raad op hun nationale kiezers beroepen om de gang naar het „post-nationale Europa” te blokkeren. (De romanlezer proeft iets van deze verontwaardiging wanneer de chef-protocol van die Raad een Hongaar blijkt, met de verwoestende voornaam Attila.) De essayist Menasse wil de lidstaten afschaffen, het Europees Parlement meer macht geven en de Commissie als continentale bureaucratie haar zegenrijke werk laten doen. Maar deze utopie uit zijn non-fictie is oppervlakkig en overtuigt niet. De romancier in hem is de betere schrijver, met oog voor menselijke zwakte en historische ironie. Juist fictie kan grote vragen openlaten en toch de verbeelding verruimen. Daarin slaagt De hoofdstad – wie weet kunnen de Fransen er nu tv van maken.